't Gilde van Kiste Trui

't Gilde van Kiste Trui

Dit verhaal gaat over een vrouwtje, Trui genaamd, dat heel lang geleden, tweede helft 16e eeuw, in de Plasmolen moet hebben geleefd. En als we spreken over de Plasmolen, moeten we eigenlijk zeggen dat ze in de Riethorst heeft geleefd. Een buurtschap van de Plasmolen.

Trui was nooit bekend geworden als niet in 1574 de Spanjaarden onder koning Philip en de Staatsen onder Willem van Oranje een appeltje met elkaar te schillen hadden. Een zogezegd vroege variant van het latere “Appeltje van Oranje “.
Zoals bekend trokken de Spanjaarden aan het langste eind en het leger van Willem, onder aanvoering van Lodewijk en Hendrik van Nassau, leed een zware nederlaag. Deze slag is later bekend geworden als de slag op de Mookerhei en nu nog, als wij iemand ergens naar toe wensen waar het minder goed toeven is, zeggen we: “ Loop jij maar naar de Mookerhei “.

In die tijd was het er in de Riethorst nogal moerassig en een groot deel van het Staatse leger is dan ook in deze moerassen verdwenen. En met de soldaten schijnt toen ook de krijgskas in het ongerede te zijn geraakt. Indertijd werd een leger uit de schatkist betaald, dit schijnt overigens nog steeds te gebeuren, en we hebben ons laten vertellen dat die kist indertijd tot aan het randje gevuld was.
Enfin, de kist was verdwenen en daar komt Trui in beeld. Bij Trui werd thuis regelmatig over de slag en de kist gesproken. Die verhalen werden vooral ’s avonds verteld als het gezin bij de “vuurkuul “, de huiselijke haard was gezeten en dan bij voorkeur als donkere wolken zich samenpakten aan de hemel en donder en bliksem hun angstaanjagende spel speelden boven de schaarse behuizingen van de Riethorst. En Trui hoorde ook het verhaal over de soldaten die op de vlucht jammerlijk verdronken waren in de nabije moerassen en die niets meer konden vertellen over de meegezonken schatkist. Toch was er eentje, er is er altijd wel eentje, die aan de dood ontsnapt was en geprobeerd heeft de zware kist met florijnen en dukaten boven de grond te krijgen. Tijdens het graven werd hij door de Spanjaarden ontdekt en voordat de man kon vertellen wat hij aan het zoeken was bungelde hij al aan de hoogste boom.

En Trui hoorde ook het verhaal over een man die vele jaren later op zoek ging naar de kist en hij had sukses.

Op een gegeven moment raakte met een snerpend geluid zijn spade het ijzeren beslag dat om de houten kist heen zat. Nu blijkt er onder schatgravers een ongeschreven wet te bestaan. Tijdens het graven mag er absoluut niet gesproken worden. Kijk, als wij in de tuin aan het spitten zijn en we roepen naar de buurman dat ons gras veel groener is dan het zijne, dan levert dat doorgaans geen problemen op, maar schatgraven is van een totaal andere orde. Edoch, de schatgraver was dat vergeten en toen hij riep: “ik heb ze in de hand”, verscheen daar een klein rood duiveltje, vermoedelijk Belgisch, en die riep: “maar ik heb ze met de tand “en trok de kist verder de diepte in.
Toen moet Trui gedacht hebben van wat een ander kan, kan ik ook. Ze kocht twee schoppen, een steekschop en een bats, en bij tij en ontij trok zij erop uit. De wereld om haar heen interesseerde haar niet meer, haar man bleef thuis achter met de kinderen en werd zo de allereerste “huisman”.
Trui zelf versimpelde en werd zo Kiste Trui.

Iedereen in de buurt kende haar zo en iedereen zag haar zo. Met de bats in de ene en de steekschop in de andere hand en met haar priemende ogen turend naar de lokkende grond, daar ergens in de Riethorst.
Zij groef eens hier en zij groef eens daar, telkens met in haar binnenste de vrees voor dat rode mannetje dat de kist nauwlettend zou bewaken.
En Kiste Trui, niet voor een kuil gevangen, trok naar de pastorie en vroeg aan de pastoor of hij dat duiveltje niet kon bezweren. Voor een beetje pastoor moest dat toch een "makkie” zijn. Maar de pastoor deed niet mee. Zijn opleiding was meer gericht op Boven en niet naar Beneden.

Kiste Trui ging teleurgesteld naar huis, pakte de bats en de steekschop en hervatte haar graafwerk. Teleurgesteld maar niet ontmoedigd. En Kiste Trui bleef graven en is dit tot haar dood blijven doen. Ergens in België, denk even aan dat rode duiveltje, is er aan haar graven een einde gekomen.

Vlak voordat Kiste Trui de vermoeide ogen sloot zou zij gezegd hebben: “nu komt het rode mannetje niet meer” en daarmee zette Kiste Trui, zonder het zelf ooit te weten, het sein op Groen. Op Groen voor alle schatgravers van nu en in de toekomst. Zij kunnen ongestoord graven en er mag zelfs bij gesproken worden. De kist is er nog en het duiveltje komt niet meer.
Trui heeft het zelf gezegd.

(Met dank aan pastoor Thijssen)